|
|
Vloeken...?
Vloeken...?
Een tijdje geleden ontbrandde in een landelijk ochtendblad een hele discussie over vloeken. Hoe kwam dat?
Een predikant deed in zijn kerkblad een oproep om meer en vooral hartgrondiger te vloeken.
Opmerkelijk natuurlijk. Je kijkt er van op. En vele mensen, zo bleek, hebben zich er ook erg aan gestoord. Om de woorden die je zelf nooit in de mond zou nemen, opeens voluit, nog wel groot gedrukt in een kop, in je kerkblad te zien staan… dat is ook schokkend.
We kennen allemaal die borden op de perrons. De borden van de Bond tegen het vloeken. En zo heeft iemand van die bond zich nu ook tegen die predikant gericht. Mensen oproepen om te vloeken, dat kan niet, vindt hij.
Toch raakte dat stukje van die collega me toen ik het las. Wat me raakte is wat hij eigenlijk wil zeggen met zijn oproep.
Is er niet ontzettend veel in de wereld – gebeurt er niet ontzettend veel in de wereld, elke dag weer, wat je Godgeklaagd zou moeten noemen? Waarvan je weet: als er een God is die met deze wereld verbonden wil zijn, die met mensen verbonden wil zijn… dan kan dat toch eigenlijk niet!
We kennen allemaal de beelden en berichten. Dreigende hongerdood voor meer dan twintig miljoen mensen in Jemen, Zuid-Soedan, Somalië en Noordoost-Nigeria. Tientallen miljoenen vluchtelingen, van wie velen voor oorlogsgeweld. De oorlog in Syrië. De misdaden van IS. Verkrachtingen van vrouwen als oorlogsmethode. Kindsoldaten. De recente aanslag in Londen. Maar ook de veronachtzaming van de dreiging van klimaatverandering. Het uitroeien van wildsoorten. Enzovoort. Een rij die geen einde lijkt te hebben.
Dat mag toch niet! Mag je, moet je dan niet krachttermen gebruiken? Moet je dan niet wensen dat dat weg gaat uit onze wereld? Weggesneden wordt?
Voor een heleboel mensen maakt dát het nu juist onmogelijk om in een God te geloven. Dat zulke dingen gebeuren.
Als je dat wel doet, geloven in een God, dan wil je toch geloven dat dat allemaal niet zo maar door mag gaan. Dat er een adres is voor je klacht, voor je schreeuw!
Wie naar de kerk gaat, zingt met de psalmen juist over deze dingen. Over vijanden gaat het daar dan. Vijanden van God. Grote woorden natuurlijk. En niet altijd zo maar duidelijk wie daar dan mee worden bedoeld.
God, breng de zondaars om, – weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten – ze spreken kwaadaardig over u, uw vijanden misbruiken uw naam. Zou ik niet haten wie u haten, Heer, niet verachten wie tegen u opstaan? Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden. (Nieuwe Bijbelvertaling)
Is dat dan vloeken? Nee, in de eigenlijke zin is het geen vloeken. Je spreekt er geen verwensing mee uit. Maar het heeft er wel mee te maken.
Het heeft te maken met een diep besef dat zulk diep onrecht, dat zulke nietsontziende wreedheid er eigenlijk niet zou mogen zijn.
En daarom raakte het me wel, die oproep om te vloeken. Maken we ons wel boos genoeg, raakt het ons wel echt, al die wreedheid die mensen elkaar aandoen? Maken we ons wel druk om de juiste dingen?
Ik moet denken aan wat ik laatst las. Iemand schreef over juist die psalm 139. Hoe een andere predikant, dominee Kroon, het ooit zo had gezegd:
Loof de Heer mijn ziel:
de schoften zullen van de aarde verdaan worden.
Ook als ik zelf zo’n schoft ben: ook dan.
Of het nou vloeken is of niet, het zet me wel aan het denken. Is de Paasboodschap over opstanding ook niet een appél aan ons om hartgrondig opstandig te worden over al het kwade in onze wereld – en dat, hoe dan ook, te uiten?
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|