|
|
Gebed zonder einde (2)
Gebed zonder einde (2)
Is het u ook opgevallen dat in het vorige nummer van KSSK het slot precies aansloot bij het begin? De bespreking uit Trouw van het boek “Zeg het tegen God” van Gioia en mijn overweging gaan beide over bidden als manier van leven, veel breder en ruimer dan alleen woorden spreken tegen God.
Mooi dat onze kerken aan het Noordereinde en het Zuidereinde elkaar zo raken!
Bijzonder en fijn en ook grappig was – dat mag ik hier vast wel verklappen – dat ds. van Katwijk uit Nederhorst den Berg via een email collega van Meijeren en mij op deze overeenkomst attent maakte.
De bespreking van het boek had ik in de krant vorig jaar gemist, dus ik was blij met deze bijdrage van onze broeders en zusters van het Noordereinde.
Ik heb het boek aangeschaft, het is prettig leesbaar, soms wat erg ‘vroom’ van taal. De ervaring van Gods afwezigheid en de rauwheid van het leven komen wat weinig aan bod.
De recensie in Trouw was nog wat langer dan in de KSSK opgenomen. Ik geef de slotzin hier graag weer: “… hiermee heb je een eenvoudig en liefdevol boekje in handen dat je niet zozeer helpt om te bidden, als wel om je leven bewuster te leven in de sfeer van Gods aanwezigheid. Om vervolgens de gedachte aan te reiken dat nu juist dat misschien wel de kern van bidden is”.
Dat spreekt mij aan. Dat de kern van bidden is oefenen om je leven bewuster te leven in de sfeer van Gods aanwezigheid. Zijn Aanwezigheid ìs er. Daar ben je je niet voortdurend van bewust, ik althans niet. In Hem leven, bewegen en zijn wij (Hand. 17:28).
Met alles wat we meemaken, hoe mooi, pijnlijk of verdrietig ook, zijn we in de sfeer van zijn Aanwezigheid.
De preek van ds. Piet van Veldhuizen – ook afgedrukt in deze KSSK –, waarmee hij onlangs de landelijke preekwedstrijd won, sluit hier ook mooi bij aan. Overigens een vreemd verschijnsel, een preekwedstrijd. Ik ben blij dat ik geen jurylid was, hoe beoordeel en vergelijk je preken …
Maar deze preek over het moeilijke slot van Psalm 139 is zeker de moeite waard. Zo mooi hoe hij het kernachtig weet te verwoorden:
“Als die hele psalm 139 ervan zingt dat God je kent en begrijpt, dat je transparant voor hem bent tot in je donkerste hoeken – dan zou het toch raar zijn als er in dat lied géén plaats zou zijn voor een driftbui? Je zou kunnen zeggen dat al die biddende zelfreflectie een veilige plaats schept waarin je éven uit kunt razen – zeker ook omdat de razernij het laatste woord niet heeft. Want de woedende mens levert zich aan het einde weer in bij God, en zegt met een zachte stem: ‘Peil mij, God, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga.’ Dat is een spirituele manier om te zeggen: ‘Sorry, het moest er écht even uit.’”
De rauwheid van het leven, de woede, de drift, spelen zich dus ook in de sfeer van Gods Aanwezigheid af. Gelukkig hoeven we daar niet bang van te worden, zoals vroeger misschien wel eens het geval was. “Biddende zelfreflectie” noemt Van Veldhuizen het. Dat is dus ook een deel van het gebed, onze gedachtenstroom, die nooit ophoudt, waarin we voortdurend met onszelf overleggen, nadenken, bewust of automatisch, zal ik dit … of dat … wat moet ik hier nu weer mee aan …, dat alles speelt zich af in ons innerlijk in de Aanwezigheid van God, die één en al liefdevolle Aanwezigheid is. Bidden is óók je oefenen in bewustwording daarvan.
ds.Stella Muns
| terug
|
|
|
|
|
|