|
|
Een nieuw begin...?
Een nieuw begin...?
Twee maanden na het overlijden van haar moeder had haar vader een vriendin gekregen, en een half jaar later waren ze getrouwd. Ze wonen nu samen in het huis waarin ze met z’n drieën – haar vader, haar moeder en zij zelf – zo lang ze het zich kon herinneren, hadden gewoond.
Zij was toch al van plan geweest op kamers te gaan. Voor haar vader had ze het eerst niet gewild. Maar nu kon het natuurlijk makkelijk.
Nee, ze hadden haar niet weggekeken, zo was het niet, maar erg veel bezwaar hadden ze ook niet gemaakt, toen ze die kamer had gevonden. En daar zit ze dan nu. Door de week en vaak, steeds vaker eigenlijk, ook in het weekend. Steeds minder trekt het om naar huis te gaan.
Het is echt zo dat ze het haar vader gunt, die nieuwe relatie. Het waren tenslotte ook voor hem heel zware jaren geweest, met het ziek-zijn van haar moeder. Geleidelijk aan was ze steeds zieker geworden, had ze steeds minder gekund. Tot ze helemaal niet meer van de bank in de kamer afkwam. Het zijn beelden die nooit van haar netvlies zullen gaan.
Wat had haar vader veel opgevangen. Als hij moe van zijn werk kwam, wachtte hem thuis geen vrolijke ontvangst. Haar moeder was vaak heel somber geweest en ook lang niet altijd aardig tegen hem. ’t Was net of ze niet zag wat hij allemaal deed.
Soms had ze echt met hem te doen gehad. Dan dacht ze: pap, wat hou ik toch veel van jou. En soms dacht ze ook: we rooien het straks wel, samen, als mamma er niet meer is. We zullen samen ons verdriet verwerken en het samen goed hebben.
Toen was het toch allemaal anders gegaan dan ze had gedacht. De eerste tijd was er nog veel te regelen geweest. Alle post beantwoorden. Zakelijke dingen op orde brengen. Maar ze dacht: straks gaan we wel praten. Gaan we samen herinneringen ophalen. Gaan we samen wennen aan het leven dat zo anders is.
Maar toen was er opeens helemaal geen samen meer geweest. Opeens was Mieke er. Een goede vriendin, heette het eerst. Maar al snel werd duidelijk dat ze méér was. Mieke was er steeds vaker, tot ze, al heel kort daarna, helemaal niet meer weg ging.
Natuurlijk, ze begreep het, nee, ze wilde het begrijpen. Het moest toch kunnen? Ze wilde toch ook niet dat haar vader alleen zou blijven? Dat had moeder toch ook niet gewild?
Was het niet gewoon ordinaire jaloezie die ze voelde?
Maar ze voelde dat ze steeds meer verkilde als ze thuis was. ’t Was net of het haar huis niet meer was. Niet dat er uiterlijk zo veel veranderde, zo erg was het niet, maar de hele sfeer was anders. En wat nog erger was: ze was gewoon nooit meer samen met haar vader.
Toen had ze maar wat graag die kamer aangenomen. Ze zou haar eigen leven gaan leiden. Met haar eigen vrienden.
En eigenlijk ging dat ook best aardig. Ze kon soms echt genieten van de vrijheid, van het niet voor meer verantwoordelijk zijn dan voor jezelf.
Maar toch, van binnen bleef het knagen.
Op een avond ging ze zitten en voordat ze besefte wat er gebeurde, was ze driftig aan het schrijven. Een lange brief werd het aan haar vader. Vol begrip, maar toch ook – ja, eigenlijk steeds meer – vol verwijten.
Toen de brief klaar was, dacht ze: wat gek dat je tegelijk zo verdrietig kunt zijn én zo opgelucht. Want eindelijk waren de woorden er uit.
Even kwam er toch weer twijfel. Had ze wel genoeg laten merken hoeveel ze van hem houdt? En ook: dat ze hem heus een nieuw begin niet misgunt?
Maar ach, hij zou haar wel begrijpen. Hij hield toch ook van haar?
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|