|
|
Een ster achterna
Een ster achterna
Als kind vond ik Kerst helemaal het einde. Ik kon me haast niet voorstellen dat het daarna weer gewoon januari zou worden. Wekenlang leefde ik er naartoe.
In diezelfde kinderjaren koesterde ik een heilige verwachting dat de wereld er op Kerst ánders uit zou zien. Ooit sloop ik, heel vroeg op de ochtend van Eerste Kerstdag, naar beneden. Vol verwachting schoof ik het gordijn opzij en keek naar buiten. Groot was mijn teleurstelling. Geen sneeuw. En verder zag alles er nog precies hetzelfde uit als de dag ervoor. Maar het was toch Kerstnacht geweest?!
Blijkbaar, zo leerde ik, verandert er met Kerst helemaal niks. Strijdende partijen leggen hooguit een paar dagen de wapens neer: kerstbestand. Voor de meeste mensen een paar extra vrije dagen. Punt uit. Niks bijzonders.
Naarmate Kerst voor steeds meer mensen aan godsdienstige betekenis verliest, wordt het door commercie en media steeds meer opgeklopt. Het lijkt wel of ons allen, zonder onderscheid, een elfde gebod wordt opgelegd: Gij zult volmaakte Kerstdagen vieren! Volmaakt gezellig, met het volmaakte gezelschap, in de volmaakte sfeer. Zo krijg je kunstmatig kerstgeklater waarin de kerstkater al op de loer ligt.
Want zo volmaakt zijn we natuurlijk niet. Ook niet met Kerst. Dus krijgen steeds meer mensen van de weeromstuit behoorlijk last van dat gebod en van die rare mythe van volmaakt gezellige feestdagen. Al vanaf begin november hoor ik mensen verzuchten: ‘Als die moeilijke Kerstdagen eerst maar weer eens voorbij zijn!’ Je leven zal maar getekend zijn door verdriet, gemis en pijn. Of de één of ander manier verdraagt dat zich niet goed met de manier waarop wij Kerst vieren.
Méér dan de kerstboom bij Kerst horen voor mij de kale, winterse bomen buiten bij het komende feest. Ze zijn me zo lief, die bomen die hun kale takken uitstrekken onder de grauwe hemel. Hun bladeren, in het voorjaar zo vol belofte, zijn afgevallen. Zoveel wat een mens hoopte, bleef onvervuld. Zoveel wat een belofte in zich droeg, ging teloor.
En toch, wie weet … Die kale bomen in de winter weten in elk geval te wachten. Soms kan een mens alleen maar wachten En soms wordt dat wachten zomaar even tot vérwachten. Hopen. Bidden.
Het is alsof ze staan te bidden, die winterse bomen. Hun kale takken omhoog geheven. ‘God, zie ons aan. Zie ons staan. Ontferm U over ons …’
In het ziekenhuis ontmoette ik een man van een jaar of veertig, in gevecht met een levensbedreigende ziekte. Hij straalde moed uit. Verbaasd vroeg ik: ‘Hoe doe je dat toch?’ Hij was een poos stil en zei: ‘Ach, ik heb maar eens goed gezocht in mijn plunjezak met levensbagage. Ergens onderin vond ik het geloof dat ik van huis uit heb meegekregen. Ik dacht dat ik het kwijt was. Maar nu merk ik hoe het me helpt bij het vechten. En om het vol te houden.’
Bij Kerst gaat het verhaal dat mensen een ster achterna gingen om het Kind-van-Godswege te vinden. Wat betekent dat: een ster achterna? Daarbij schieten woorden van Huub Oosterhuis me te binnen die ik hierbij graag doorgeef.
‘Een fatsoenlijke wereld, waarin mensen elkaar niet naar het leven staan en waar gerechtigheid als een zon aan de hemel is. Een veelkleurige wereld.
Die bijbelse utopie is mijn ster. Ook ik hoor in het nieuws veel ellende, maar ik zie sporen die mij bevestigen in de gedachte dat er ook veel goedheid is. Ik reken op dat netwerk van goede wil en betrouwbaarheid, liever dan dat ik cynisch word. Ik oriënteer me op sterren van mensen die elkaar vasthouden en de utopie doorgeven. Misschien zullen ze het nooit zien met eigen ogen, maar ze hopen dat de volgende generatie het zal zien.
Ik ben niet uit de lucht komen vallen: ik ben op weg gezet. Mijn ouders hebben mij meegenomen en ik heb op mijn beurt mijn kinderen meegenomen. Zo zijn we allemaal geschiedenis.
Er zijn mensen die je roepen en soms kom je als geroepen. De kunst is om zó te leven dat je ook hóórt roepen. De stem die roept om solidariteit en ontferming kan sterker zijn dan het lawaai van alle dag. Wij moeten die stem versterken. De God van de Bijbel is geen blind noodlot, maar een Stem die roept uit het vuur. De wereld staat in brand en één Stem roept dat je elkaar moet liefhebben, dat je de vreemdeling recht moet doen. Die Stem is mijn ster.’
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|