|
|
Gewoon, als een kind
Gewoon, als een kind
Overkomt u dat ook wel eens? … om maar te beginnen met een gevleugelde uitdrukking van collega Gremdaat. Je woont één of andere plechtige bijeenkomst bij; alom hemelse muziek, diepzinnige woorden. Plotseling betrap je jezelf erop dat jij ondertussen met heel banale dingen bezig bent. Bijvoorbeeld: je maakt een uitvaart mee, ineens merk je met schrik dat jij zit te denken of straks de bakker op de hoek nog wel open is. Of: je zit in een kerkdienst en merkt dat jij aan het piekeren bent of je wel genoeg in huis hebt voor de gasten die kunnen komen.
Op het moment dat je je zoiets bewust wordt, voel je het schaamrood naar je kaken lopen. Je kijkt misschien nog even angstig om je heen of toch maar niemand heeft gezien dat jij aan zulke alledaagse dingen zat te denken.
De leerlingen van Jezus hebben een dergelijke ervaring. Marcus vertelt erover in het negende hoofdstuk van zijn evangelie. Jezus heeft hun zo-even in vertrouwen verteld over de weg die Hij heeft te gaan. De weg van de dubbele trouw: trouw aan zijn God en tegelijk trouw aan mensen. En dat Hij beseft dat die weg letterlijk dood zal lopen. En dat Hij gelooft, dat daar doorheen een nieuwe toekomst geopend zal worden.
De discipelen begrijpen daar niets van. Maar dat laten blijken is ook zo’n afgang, dus houden ze hun mond. Tenminste daarover. Waar ze wél met elkaar over praten, is wie van hen de baas is in die kring van leerlingen. Jezus voelt dat feilloos aan, vraagt hun waar zij het over hebben. Zij zwijgen dan beschaamd.
Als mensen zich toch al schamen over zoiets, dan is het wel scoren voor open doel om als buitenstaander daar nog eens een schepje boven op te doen. Zo van: je moest je schamen, of: dat valt me nu heel erg van je tegen. Dat is iemand een nog groter schuldgevoel bezorgen.
Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat de kerk daar vaak een patent op had en soms nog heeft: om de schuld zo naar voren te schuiven, en dan natuurlijk niet de eigen schuld maar juist die van anderen.
Het verrast me dat in het verhaal van Marcus Jezus dat niet doet. Niets geen opgewonden standje, geen gemoraliseer. Jezus gaat geduldig door met de leerlingen te onderwijzen. Hij zegt: “Als iemand verlangt om de eerste te zijn, dan moet hij de laatste wezen van allen: van allen de dienaar”. En om die goddelijke wijsheid een menselijk gezicht te geven, plaatst Hij een kind in hun midden, omarmt het en zegt dan tegen de volgelingen: “Wie één zo’n klein kind binnenhaalt, om mijn naam, die laat Mij bij zich binnen. En wie Mij bij zich binnen laat, niet Mij haalt hij in, maar Hem die Mij heeft gezonden.”
Dat is geen bestraffing, dat is een uitdaging. ‘Zo kan het ook met jou, dat heb je in je, dat kind in je. Om weer zo te worden als een kind, dus weer te worden wie je ten diepste al bent: een mens die ontvankelijk kan zijn, niet berekenend, niet hanerig, maar die zich vol overgave kan toevertrouwen aan de ander.’
Daartoe nodigt Jezus de zijnen uit. Om dat in je toe te laten, om die goddelijke gelijkenis die je hebt meegekregen, een kans te geven.
Misschien zit u nu ondertussen ook wel aan iets totaal anders te denken. Schaamt u zich daar vooral niet voor. Wij mensen hebben nu eenmaal verschillende kanten tegelijk in ons, we zijn een vat vol tegenstrijdigheden. Dat te ontkennen is heel onwijs, dat te bestrijden zinloos. Ik denk dat we er veel beter aan doen ons maar gewoon te verstaan met die verschillende krachten in ons leven. En ik gelóóf dat elk mensenleven er toe bestemd is uiteindelijk geleid te worden door die ‘goede machten’.
Prachtig is dat gezegd in het slot van lied 511 in het Nieuwe Liedboek:
“In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag”.
Nota bene: De grote Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer schreef dit lied in de gevangenis bij het ingaan van het jaar 1945; drie-en-een-halve maand later werd hij omgebracht door de Nazi’s.
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|