|
|
Zelfspot
Zelfspot
De meest pure humor is Joodse humor, wordt wel gezegd. De Joodse humor is vaak zo diep menselijk: een lach in een traan of een traan in een lach om wat ten diepste ons menselijk bestaan is – in al zijn grootheid en kleinheid, in al haar glorie en misère. Humor die wijsheid en mensenkennis uitdrukt. En de diepste mensenkennis is zelfkennis. Bij echte zelfkennis hoort zelfspot – wat mij betreft de hoogste vorm van humor. Waarom?
Als je jezelf durft te zien met al je lichte maar ook donkere kanten, met al je mogelijkheden maar ook beperkingen, en je kunt jezelf zo aanvaarden, vrede en harmonie vinden met dat jij die mens bent, dan ben je ook zo veel wijzer en milder naar andere mensen. Als je om jezelf kunt lachen, dan kun je ook ánderen toelachen. Door humor, vooral door zelfspot, stijgt een mens boven verdriet, verbittering en haat uit.
Hoe komt het toch dat mensen vaak zo hard oordelen over anderen? Is dat om jezelf niet echt onder ogen te hoeven komen? Of is het dat mechanisme van de fouten van een ander uitvergroten om je eigen feilen te verkleinen?
Als gemeente zijn wij gefundeerd op het vertrouwen in de God die barmhartig wordt genoemd; het evangelie getuigt dat die God de zon laat opgaan over bozen en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. En Hem naar wie wij ons ‘christenen’ noemen, oordeelt een van overspel betichte vrouw niet, maar zet haar in de vrijheid waardoor zij haar leven kan vernieuwen.
In die barmhartige God geloven we, in het spoor van die met ontferming bewogen Gezalfde willen wij gaan. Dan kan de daad die bij dat geloofs-woord past, alleen maar zijn: zélf barmhartigheid en ontferming leven.
Bovendien hebben wij door het geloof ontdekt wie wij ten diepste zijn voor Gods aangezicht. En daarbij de ontdekking dat we allemaal – wie we ook zijn – op Gods barmhartigheid en Diens genadebrood zijn aangewezen.
Dat is nog eens zelfkennis. En dat leidt tot kostelijke humor in onze geloofsgemeenschap: in de middeleeuwse kerken begonnen de paaspreken dikwijls met een grap – risus paschalis – de lach van de verlosten. Daarmee kreeg de humor een liturgische gestalte. De dood werd uitgelachen: ‘Waar is uw prikkel?’, de hel bespot: ‘Waar is uw overwinning?’
Van zó’n lachende kerk deel uit te maken is een diepe vreugde.
ds. Reinier Beltman
| terug
|
|
|
|
|
|